Nachtfotografie wordt over het algemeen gezien als één van de moeilijkste disciplines in de fotografie. Dit komt voornamelijk door de moeilijke lichtomstandigheden en het feit dat de lichtmeter van de fotocamera er ’s avonds vaak naast zit; het contrast tussen licht en donker is immers zeer hoog. Daar komt ook nog bij dat de autofocus vaak niet meer werkt en het moeilijk inkaderen is in het donker.
De bovenstaande punten maken nachtfotografie niet alleen tot een moeilijke discipline, maar ook tot een enorme uitdaging. Er zijn bovendien vele redenen die ertoe leiden dat nachtfoto’s zeer verrassende beelden kunnen opleveren.
Het menselijk oog kan een veel groter contrast verwerken dan de sensor (of film) van een camera. Dit beperkte contrastbereik van de camera leidt tot de situatie waarin diepe zwarten als ook felle lichten al heel snel tegelijkertijd op een nachtfoto terug te vinden zijn. Dit betekent dus dat je als fotograaf zult moeten kiezen: stel je de belichting in op het lichte deel, of op het donkere deel?
Daarnaast zorgt het beperkte licht ook voor de noodzaak om langere sluitertijden toe te passen dan je overdag zou doen. Langere sluitertijden zorgen op hun beurt weer voor een hogere mate van bewegingsonscherpte, doordat bewegende objecten niet meer bevroren kunnen worden. Die bewegingsonscherpte kan dus ook beelden opleveren die het menselijk oog nooit als zodanig zou waarnemen.
Tenslotte krijg je bij nachtfotografie vaak te maken met verschillende soorten licht en lichtbronnen in één enkele foto. Zo valt er gemakkelijk een onderscheid te maken tussen direct (lampen) of indirect licht (reflectie) en de kleurtemperatuur van de lichtbron(nen). Afwijkende kleurtemperaturen kunnen binnen een foto weer tot vervelende kleur zwemen leiden; denk maar aan de groenige zweem die veroorzaakt wordt door tl-lampen.